H

==

H Haperen ww, (haperde, heeft gehaperd), daterend uit 1350 in de betekenis van stotteren, onenigheid hebben, en uit 1599 in de betekenis van blijven steken, mogelijk gevormd van happen

1) blijven steken, niet vlot voortgaan of werken

2) niet in orde zijn, in gebreke blijven

synoniemen: mankeren, schelen, schorten

3) (verouderd) vast blijven zitten

synoniem: haken

==

Bij de oceaan was de zonsopkomst anders. Hij verliep er snel en was onmogelijk te negeren. Abigail graaide naar haar bril op het nachtkastje, zodat ze op haar horloge kon kijken, dat aangaf dat het net zes uur was geweest. Ze voelde zich gejaagd, alsof ze zich verslapen had, maar er was niets wat snel gedaan moest worden, niets wat op haar wachtte. Haar armen deden pijn van het schoonmaakgeweld en toen ze erover wreef, voelde ze de sporen die het beddengoed op haar huid had achtergelaten. Diepe dalen en ravijnen zigzagden over haar vlees, een topografische kaart van de plekken waar haar dromen haar gedurende de nacht heen hadden gevoerd.

Abigail schoot bij gebrek aan slippers haar gympen aan en maakte het bed op.

‘Je zult er wel aantrekkelijk uitzien. Soepogen, twee truien en een paar gymschoenen. Wees maar blij dat er hier geen passpiegel is.’

Terwijl ze de lakens instopte en de sprei rechttrok, bedacht ze dat het feitelijk helemaal niet nodig was dat ze het bed opmaakte of zichzelf presentabel maakte. Ze woonde nu alleen. Niemand kon haar zien. Waar ze zich wel mee bezig moest houden waren de vuurtoren en de vele verplichtingen die daarbij hoorden.

Twee weken nadat ze uit het ziekenhuis was ontslagen had Abigail contact opgenomen met Lotties makelaarskantoor en er al mee ingestemd het huis van de vuurtorenwachter te huren voordat Lottie haar een foto had gefaxt. Dat was verreweg de impulsiefste daad van Abigails hele leven. Ze had er nu haar twijfels bij.

Ze stak haar hoofd door de deur naar de overloop en hoopte dat het badkamerlicht niet aan was.

Het was uit.

Ze maakte voorzichtig haar ronde over de eerste verdieping, op haar hoede voor de kleinste verandering. Haar contactlenzendoosje stond nog op dezelfde plek naast de kraan in de badkamer. Op het bureautje in de werkkamer lagen stapels boeken te wachten tot ze op de planken gezet zouden worden. Ze vroeg zich af of ze zich het geluid van de vorige avond had verbeeld.

‘Er is maar één manier om daar achter te komen.’

De beklimming van de vuurtoren vlotte sneller dan de vorige dag. Abigail was minder op haar hoede, zij het niet veel. Ze herinnerde zich nog welke treden kraakten.

‘Zevenenzestig. Eenenzeventig. Negenenzeventig.’

Die simpele oefening kalmeerde haar. Ze wist graag wat haar te wachten stond. Toen ze het lichthuis bereikte, zette Abigail zich schrap voor wat ze zou kunnen aantreffen.

De olie-emmer leek nog precies te staan waar zij hem had achtergelaten.

Doordat ze de emmer had rechtgezet nadat ze erover was gestruikeld, wist Abigail niet zeker of hij op exact dezelfde plek stond als daarvoor. Ze wilde zekerheid hebben. De rand van de emmer stond tegen een plaquette die op de voet van de lamp was gesoldeerd. De plaquette was verroest en onleesbaar, afgezien van het jaartal onderaan – 1893. Het jaar waarin de vuurtoren was gebouwd. Abigail prentte zich de plaats van de emmer in en duwde hem toen met de teen van haar gymschoen bij de lampvoet vandaan, zodat de emmer de plaquette niet meer raakte.

‘Dit is gewoon een test, een test om te kijken of... ik gek ben geworden of niet.’

Ze hoopte dat ze voor de test zou slagen.

Abigail daalde de wenteltrap weer af. Van onderaf keek ze omhoog naar het lichthuis, door het ijzeren plaatgaas heen, dat een zeef vormde voor de nevelige zonnestralen. Misschien was wat er gisteravond gebeurd was gewoon toeval. Misschien zou het niet nog eens gebeuren. Het woord ‘misschien’ betekende dat iets mogelijk of waarschijnlijk maar nog onzeker was. Het was die onzekerheid die haar dwarszat.

==

De aanblik van de keuken in het licht van de vroege ochtend was ontnuchterend. Nu ze het vertrek in die meedogenloze helderheid zag, zou ze wel terug in bed willen kruipen. De keuken was schoon, maar de gevlekte muren en verzakte kastjes zagen er niet fraai uit.

‘Cafeïne zou het misschien draaglijker maken.’

Ze zette de ketel op het fornuis om water te koken voor thee, maar de brander ging niet aan. Ze hoorde het gas sissen. De waakvlam was uit.

‘Geweldig.’

Een gasbrander weer aansteken was een huishoudelijk klusje dat Abigail altijd verafschuwd had. Met stofzuigen kon je niets gebeuren. Evenmin als met het schoonmaken van de badkuip. Of het in de was zetten van de vloeren. Abigail wuifde het gas weg dat in de lucht was vrijgekomen en stak toen een lucifer aan. Ze schrok toen het gas meteen ontvlamde. Ze betwijfelde of ze ooit zou wennen aan de angst die door haar heen joeg wanneer de lucifer vlam vatte. Toch zou ze die angst hier in het wachtershuisje elke dag onder ogen moeten zien, of ze er nu aan gewend raakte of niet.

Abigail liet het water aan de kook komen maar haalde de ketel van het vuur voor die kon gaan fluiten, een gewoonte die ze tijdens haar leven met Paul had aangenomen. Jarenlang was ze een halfuur eerder opgestaan dan hij en had ze haar ochtendritueel in stilte uitgevoerd om hem niet wakker te maken. Ze ging onder de douche, maakte toast en thee en haalde de ketel precies op het juiste moment van het fornuis om te voorkomen dat hij ging fluiten. Dat hoefde nu niet meer. Ze kon de ketel gerust laten fluiten als ze dat wilde. Of ze kon het bed onopgemaakt en haar haren ongekamd laten. Er waren een hoop dingen die Abigail kon doen, maar uiteindelijk toch niet zou doen. Ze had sinds haar studie niet meer alleen gewoond, maar nu ze wel alleen was, vroeg Abigail zich af of de routines die ze als vrouw en moeder had gehad mettertijd zouden slijten en overgaan in andere gewoontes. De gewoontes van een alleenstaande. Misschien gebeurde dat nu al.

Na twee mislukte pogingen om toast te maken in de oven gaf Abigail het op. Beide keren was de toast ondanks de temperatuurinstelling zwartgeblakerd. Net als de rest van de vuurtoren had het fornuis een geheel eigen gebruiksaanwijzing waaraan ze zou moeten wennen.

Haar ontbijt was een beker yoghurt. Daarna zette ze het vuilnis buiten en ruimde ze op waar ze maar kon tot het laat genoeg was om naar de ijzerwarenhandel in het dorp te gaan.

‘Geen koetjes en kalfjes deze keer. Geen gekeuvel. Geen sterke verhalen. Voorraden, verder niets.’

==

Een parkeerplaats vinden op het dorpsplein was ongeveer net zo moeilijk als hooi vinden in een hooiberg. Er waren meer parkeerplaatsen dan mensen. Abigail koos dezelfde plek als de vorige dag, gewoon omdat ze die al kende.

Het was tien uur geweest en de voordeur van Island Hardware zat stevig op slot. Ze ging achterom. Merle zat aan een picknicktafel een grote vis te slachten.

‘Goeiemorgen. Abigail Harker. Van gisteren.’

‘Morgen, Abby.’

Weer die naam.

Ze glimlachte met haar tanden op elkaar geklemd. ‘Ja, ik ben het.’

Merle sneed de ingewanden van de vis er met een krom mes uit en gooide ze op het gras. ‘Wat een schoonheid, hè?’ zei hij, terwijl hij zijn vangst opensloeg als een tijdschrift. Ruim vier kilo zomervogel. Ik heb ook Amerikaanse tong en scharretong, maar dit is het neusje van de zalm.’

‘Ik wil niet vervelend doen, maar is er iets mis met die vis?’

De ogen van de vis zaten aan dezelfde kant, dus toen Merle hem omdraaide, was de ene kant helemaal kaal afgezien van kieuwen en een halvemaanvormige bek.

Merle moest lachen om haar opmerking. ‘Zomervogels behoren tot de familie van de platvissen,’ legde hij uit. ‘Ze hebben een heel slank samengeperst lijf en zwemmen op hun zij, met hun ogen aan de kant die naar boven wijst. Die kant is gewoonlijk donker en de onderkant licht. Sommige hebben hun ogen links en zwemmen met hun linkerkant boven. Andere hebben ze rechts.’

‘Heeft die gril van de evolutie nog een bepaalde reden?’

‘Kweenie. Misschien is het net zoiets als dat sommige mensen rechtshandig en ander linkshandig zijn. De natuur heeft ze gewoon zo gemaakt.’

Dat was het soort opmerking dat Paul gemaakt zou kunnen hebben, en waarmee hij de buitengewone eigenaardigheid van het heelal terugbracht tot één eenvoudig feit, onweerlegbaar simpel omdat het nu eenmaal zo was.

‘Nou, ik ben hier omdat ik het een en ander uit je winkel wil kopen. Verf, schuurpapier, kwasten en rollers.’

‘Zeg alsjeblieft niet dat je...’

‘Gaat schilderen? Dat is precies wat ik ga doen.’

‘Ik kan niet zeggen dat ik het je adviseer.’

‘Merle, het huis is een ramp. Alles valt uit elkaar. Het ziet er vreselijk uit. Hoe kan ik daar nou wonen?’

‘Een ramp? Vind je dat niet een tikje overdreven?’

‘Er is daar geen bezem of verfkwast meer gebruikt sinds de hippieperiode.’

‘Ik geef toe dat het interieur wel wat opgeknapt mag worden. Maar laat me, dat gezegd hebbende, twee redenen noemen waarom het misschien niet zo verstandig is om te gaan schilderen. Ten eerste mag je dat niet. Dat staat in je huurcontract. Ten tweede, wat doe je als meneer Jasper het niet prettig vindt dat je zijn vuurtoren onder handen neemt?’

‘Ik heb genoeg van die onzin, Merle. Ik wil niets meer horen over meneer Jasper, welk ander spook dan ook of... alles wat niet normaal is.’

‘Als je naar Chapel Isle bent gekomen op zoek naar “normaal”, Abby, dan ben je hier verkeerd.’

Hij vouwde de vis dicht, zodat beide ogen naar de hemel keken en liep naar binnen.

Ze zei zacht: ‘Daar zou je best eens gelijk in kunnen hebben.’

Abigail volgde hem de winkel in naar de rij met verf.

‘Zocht je nog een bepaalde kleur?’

Zo ver had ze nog niet vooruit gepland en ze bekeek snel de mogelijkheden. ‘Ik wil graag de lichtblauwe, de botergele en de witte.’

‘Verder nog iets? Een nieuwe koelkast bijvoorbeeld? Een televisie?’

‘Batterijen. Die heb ik nodig voor de zaklamp die ik in de schuur heb gevonden.’

‘Doe geen moeite. Die zaklamp is kapot.’

‘Waarom heb je hem dan bewaard?’

‘Ik ben er nog niet aan toe gekomen hem weg te gooien.’

‘Oké. Dan nu nog een vraag waar ik vast spijt van ga krijgen. Waarom ligt het brandhout in het schuurtje? Hoort dat niet buiten te worden opgeslagen in verband met de temperatuur of zo?’

‘Je hebt niet veel verstand van hout, is het wel?’

‘Valt dat op?’

‘Ik heb het daar neergelegd zodat niemand het zou stelen.’

‘Wie steelt er nou brandhout?’

Merle droeg haar blikken verf naar de kassa en zei: ‘Het zou je verbazen wat mensen allemaal stelen. Vooral hier. De meeste huizen op het eiland zijn voor de verhuur en worden hooguit drie of vier maanden per jaar bewoond. En ze staan tjokvol televisies, radio’s en kleine apparatuur. Zo voor het grijpen. Lotties echtgenoot Franklin heeft me gevraagd ’s avonds de beveiliging voor zijn vakantiewoningen te regelen zodat ze niet leeg gejat worden.’

‘Beveiliging?’

‘Ik rij rond, controleer zijn woningen. Kijk of er nergens is ingebroken.’

‘Gebeurt dat weleens?’

‘Drie nachten geleden. Oostkant van het eiland. Het raam van een vakantiehuisje was ingeslagen. Ze hadden de magnetron, de broodrooster en zo’n apparaat voor videospelletjes meegenomen.’

‘Misschien moet ik dat ook eens proberen. Ik kan wel een magnetron en zo’n apparaat voor videospelletjes gebruiken.’

‘Het is anders niet zo leuk als het jouw spullen zijn die gestolen worden.’

Abigail had al spijt van haar opmerking. Ze wist zelf maar al te goed hoe erg het was om je bezittingen kwijt te raken. ‘Zal ik ’s avonds mijn deur dan maar op slot doen?’

‘Jij? Nee, er komt niemand zelfs maar in de buurt van de vuurtoren.’

‘Waarom? Omdat een doorgezakte bank en kapotte soepkommen geen geschikt lokaas voor inbrekers zijn?’

‘Nee, omdat ze niet durven.’

De insinuatie irriteerde haar. ‘Merle, als dit iets persoonlijks of territoriaals is, of als je me gewoon niet mag... het zij zo. Maar ik zal je dit zeggen: als je me weg probeert te krijgen uit de vuurtoren door me bang te maken, dan zal dat je niet lukken.’

‘Ik heb niet gezegd dat ik je niet mag, Abby. Maar anders dan je verhuurster probeer ik gewoon eerlijk tegen je te zijn.’

Abigail geloofde diep vanbinnen dat Merle het inderdaad goed bedoelde en het beste met haar voor had, en dat baarde haar nou juist zorgen.

‘Geef me dan mijn verf, dan kun jij verder met fileren.’

Merle sloeg haar aankopen aan en deed er gratis een plastic zaklamp bij. Ze pakte haar portemonnee.

‘Je hoeft me niet meteen te betalen.’

‘Waarom niet?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Zo gaat dat hier.’

‘Wat is dat toch met dit dorp? Gisteren heb ik waspoeder geruild om mijn was te laten doen en nu wil jij geen cent aannemen voor meer dan honderd dollar aan aankopen.’

‘Dus je hebt kennisgemaakt met de professor?’

‘Als jij hem zo noemt.’

‘Ik noem hem niet zo. Zijn studenten aan het mit noemden hem zo.’

‘Pardon?’ Abigail was verbijsterd.

‘Hij heet Bertram van Dorst. Hij heeft twintig jaar astrofysica gedoceerd aan het mit. Hij is op het eiland geboren en na zijn pensionering teruggekomen.’

‘Vertel je me nou dat die man een raketgeleerde is?’

‘Hij is een tikkeltje excentriek, dat geef ik toe.’

‘Dat is nog zacht uitgedrukt.’

‘Bert is de pienterste man die hier ooit heeft gewoond. Hij heeft prijzen gewonnen, met de nasa samengewerkt. Als zo’n briljante man als hij terug wil keren naar Chapel Isle, dan moet dat wel betekenen dat Chapel Isle het waard is om naar terug te keren.’

Merles trots herinnerde haar aan Denny en hoe hij haar had aangemoedigd te blijven. Abigail zag Chapel Isle plotseling als een mooi meisje dat om meer dan alleen haar uiterlijk gewaardeerd wilde worden. Voor de meesten was het eiland een zomerse bestemming, een ontsnappingsmiddel. Voor de mensen die er woonden was Chapel Isle hun wereld.

‘Dus je zet het voor me op de rekening?’ vroeg Abigail.

‘Ligt eraan of je van plan bent te blijven.’

‘Je weet waar je me kunt vinden als je geld wilt hebben. Ik blijf nog wel even.’

‘Als je zoveel te verven hebt, zeker wel.’ Hij opende de winkeldeur en hield hem voor haar open terwijl zij de blikken verf en andere aankopen naar buiten droeg. ‘Zal ik je helpen het naar de auto te dragen?’

‘Nee, het lukt wel.’ Hoewel het moeite kostte, was ze vastbesloten het zelf te doen. ‘O, wacht. Ik moet ook nog lucifers hebben.’

Merle stopte een doos in een van de tassen waarmee Abigail liep te jongleren, weer een gratis geschenk.

‘Veel geluk,’ zei hij.

‘Ik zou weleens meer nodig kunnen hebben dan dat.’

‘Inderdaad, ja.’